De geschiedenis van de gemeente in een notendop
Staden
De gemeente bestaat naast Staden-centrum nog uit de deelgemeenten Oostnieuwkerke en Westrozebeke, beide ten zuiden van Staden zelf. Staden zelf is goed voor ongeveer de helft van de totale bevolking van de gemeente. Op de grens van Staden, Westrozebeke en het naburige Poelkapelle ligt het gehucht en parochie Vijfwegen. Op de grens tussen Oostnieuwkerke en Hooglede ligt het gehucht Sleihage, dat ook tegen en op de grens met Staden ligt. Verder liggen in de gemeente nog een aantal kleinere gehuchtjes verspreid, zoals Stadenberg.
Verondersteld wordt dat de streek vanaf het neolithicum (4500-1700 vóór Christus) een permanente bewoning kent zoals onder meer blijkt uit artefacten gevonden op de Keiaardheuvel te Staden in 1911.
De bevolkingsexplosie van de 11e eeuw valt samen met de eerste vermelding van de huidige parochienamen, (soms nog als kapel afhankelijk van een naburige parochie): (West)rozebeke (1066), (Oost)nieuwkerke (1093) en Staden (1115 als Stathen). De voornaamste heerlijkheden zijn de zich over de regio uitstrekkende heerlijkheden 'Hof van Staden' – dat in 1712 wordt verheven tot 'graafschap van Carnin en Staden'-, 't Hof van Rozebeke', het 'Laatschap van Oostnieuwkerke' en de versplinterde heerlijkheid Ogierlande (Oostnieuwkerke). Onder de heren van Noyelles die in 1472 het 'Hof van Staden' via huwelijk verwierven wordt op het nieuwe foncier een kasteel gebouwd, (cf. Stadendreef- en Stadenkasteelbeek, Kasteelstraat); oudste vermelding in 1546. De laatste resten van dit kasteel verdwijnen pas na de Tweede Wereldoorlog.
Met de slag om Passendale, 31 juli tot 10 november 1917, verschuift de frontlinie naar het oosten, en dus naar Staden en vlucht de bevolking. Daarna volgt een bijna volledige vernietiging van het gebouwenpatrimonium (slechts 50 van de 1300 huizen herstelbaar) door Engelse offensieven. Enkel de N.O.-hoek van de gemeente blijft enigszins gespaard (cf. R. Desmedtstraat).
Westrozebeke
Over de eeuwen heen vindt men de volgende schrijfwijze en betekenis van de naam terug: in 1066 Rosebeca, in 1187 Rosbeka, in 1200 Rousebeke, in 1290 Rosebeke, in 1652 West-Rousebeque, in 1818 West-Roosebeke, in 1828 Westrosebeke, in 1877 Westroosebeke en in 1915 Westrozebeke.
Rozebeke betekent beek met riet. "Roze" is verwant met de "Roes" in Roeselare. Het voorvoegsel "West" werd toegevoegd om het onderscheid te maken met het dorp Oostrozebeke.
De parochie Westrozebeke ontstond rond 950 en is daarmee de oudste parochie van Staden
De Honderdjarige Oorlog (1339-1453) waarbij het graafschap Vlaanderen voor de keuze gesteld wordt tussen de feodale trouw aan Frankrijk en de economische banden met Engeland, genereert een aantal conflicten tussen de graaf en het opstandige Gent. De Slag bij Rozebeke (1382) waarbij de Franse koning en graaf Lodewijk van Male de opstandige Gentenaars onder leiding van Philips van Artevelde verslaan, vormt de mythische oorsprong voor de Onze-Lieve-Vrouweverering en de ommegangskapellen in Westrozebeke.
Na de slag werd Westrozebeke een bedevaartsoord omdat, volgens de legende, een rode draad rond de gemeente haar inwoners tegen het oorlogsgeweld had beschermd. Deze draad was op zeven plaatsen bevestigd, waarnaar tegenwoordig nog de zeven kapelletjes aan de Ommegang verwijzen. Sinds deze veldslag wordt Onze-Lieve-Vrouw van Westrozebeke bijzonder vereerd. Dat belette niet dat de vijandelijkheden tijdens de Eerste Wereldoorlog Westrozebeke volledig van de kaart veegden. Ook de kerk werd volledig vernield. Van dit oorlogsverleden getuigt nog het monument voor Luitenant Juul De Winde, die sneuvelde bij de bevrijding van Westrozebeke.
De plaats werd in de jaren '20 van de 20e eeuw wederopgebouwd. Ook de Sint-Bavokerk is tamelijk recent. Binnen hangt er aan de muur een ex-voto van de zinkende ferry 'Sussex'. Dit schip voer in 1916 van Folkestone naar Dieppe en werd getorpedeerd. De meevarende Westrozebekenaars baden tot Onze-Lieve-Vrouw en bleven gespaard.
Oostnieuwkerke
De naam van het dorp vindt men al terug in documenten uit 1093 als Nieukerka. In 1110 vindt men Neuekerca, in 1114 het Latijnse Noua Ecclesia, in 1122 Nivvekerke en in 1244 Nieukerke. In 1383 vindt men Oostnieukerke, in 1773 Oostnieuwkercke en sinds 1836 Oostnieuwkerke. Nieuwkerke duidt op de stichting van een nieuwe kerk door de paters van Zonnebeke die ook al het patronaatrecht hadden over de Sint-Michielskerk in Roeselare. Het voorvoegsel "Oost" maakt onderscheid met het dorp Nieuwkerke in Heuvelland.
Als gevolg van de godsdienstperikelen in XVI eeuw liep Oostnieuwkerke leeg, de kerk brandde uit. Vanaf 1613 werd de heropbouw gefinancierd met een belasting op het bier. De kerk werd trouwens gebruikt als Duits veldhospitaal in Wereld Oorlog I en beschadigd door Engelse bombardementen in 1918. Van het uitgebreide bosareaal, in 1764 telde Oostnieuwkerke nog twee à driehonderd ha. bos, cf. Ferrariskaart (1770-1778), bestaan op heden geen resten meer.
Vanaf 1800 werd Oostnieuwkerke een autonome gemeente met een eigen bestuur. Dit bleef zo tot in 1976. Op 1 januari 1977 fusioneerde Oostnieuwkerke met Staden.